Skip to content

Latest commit

 

History

History
59 lines (44 loc) · 1.3 KB

Verbs.md

File metadata and controls

59 lines (44 loc) · 1.3 KB

Verbs

A reference of common verbs

Komen (to come)

Dutch English
Ik kom I come
Jij komt You come
Hij/Zij/Het komt He/She/It comes
Wij komen We come
Jullie komen You (pl.) come
Zij komen They come

Example sentences

Dutch English
Ik kom later. I’ll come later.
Kom je niet mee? Are you not coming (with)?

Spreken (to speak)

Dutch English
Ik spreek I speak
Jij spreekt You speak
Hij/Zij/Het spreekt He/She/It speaks
Wij spreken We speak
Jullie spreken You (pl.) speak
Zij spreken They speak

Example sentences

Dutch English
Spreek je Nederlands? Do you speak Dutch?
Ik spreek alleen een beetje Nederlands. I speak only a little Dutch.

Lezen (to read)

Dutch English
Ik lees I read
Jij leest You read
Hij/Zij/Het leest He/She/It reads
Wij lezen We read
Jullie lezen You (pl.) read
Zij lezen They read

Example sentences

Dutch English
Hij leest een boek. He is reading a book.
Ze lezen het menu. They are reading the menu.